Zelfportret van mijn buurjongen
Toen hij in de wieg lag was het al bezegeld
Ma las een vergeelde gids over opvoeden
Pa had al een huwelijksspaarplan geregeld
Als kleuter liep hij wat te zwalpen
Met stuntelige stompjes
Waaruit een legpuzzel van de Alpen
Kleurpotloden vielen naast klompjes
Van klei waar hij geen vorm in kneden kon
Het was toen dat het falen begon
Een hond kan het vervolg al raden
Hij reeg de fouten aaneen
Tot een dof kralensnoer
Het kon enkel zijn naam schaden
Zoals hij daar misplaatst liep te pronken
Een verdwaalde boer
Waar enkel schele maagden naar lonken
Gasten hield hij braaf buiten
Hun vinnige tong raspte zijn week vlees
Nog liever zou hij zijn neus snuiten
-Als een grimmige nar zonder vrees-
In de bruidssluier van hun moeder
En van zich af bijten met klare taal
‘Wacht tot ik uw dwergparkiet voeder
Met buskruit, een pittig avondmaal’
Hij dacht
Ik strooi zweetparels voor de biggen
Ze laten me voor joker staan
Ze haten me
Ze laten me met een verbeten traan
Tussen distels, netels liggen
Zo werd hij de schietshijf voor dat ras
Dat alles schijnbaar beter kon
Dat schatert in een holle klas
Tot hij stil een list verzon
Een zet op een schaakbord
Verkrampt en schuilend onder de keukenschort
Geplaatst in de categorie: pesten