Laveloos
Haar toon verdooft het oor
Draalt over drijfzand
Door een mistgordijn
Een knapenkoor dat één stem smeedt
Met een zucht naar verboden stranden
Waar ruiters naar een nulpunt staren
Hun schuwe hengst brengt hen
Op het ritme van een dwaze woede
Waarom bleef ik niet doof?
Maar nee. Ik dreef mee
Rakelings boven laaiend rood
De ruiter keert zich naar schuimkoppen
Met een sluimerende blik
Een lek hart is zijn deel
Op de rand van zijn adem
Wordt God een loze vloek
Banaal als een keukenrobot zonder stroom
Een klodder op een wit doek
De jongen in hem begint van leegte te beven
Eenmaal landinwaarts
Op een gewelfde heuvelrug
Daalde de rust, de roes van azuur
Of stijgt de snik die smaakt naar wijnazijn
Dan lacht hij zich een open breuk
Valt met haar schaduw samen
Van mat glas is zijn liefde nu
Kansloos als de lauwe minnaar
Lullig als een anjer in een knoopsgat
Geplaatst in de categorie: afscheid