O Dood-zijn, liggend in een kist
O Dood-zijn, liggend in een kist, verterend
Langzaampjes aan, o eeuwig-eenzaam stom
Klein stil gelaat, op 't witte kussen, kerend,
Schoon 't Liefste u smeken zoude, u nooit meer om.
O, Mensdom, dat niet wil blijven stil lerend
Van Uw-Zelfs innerlijkste Zelf, o dom,
O, dom ja, daar ge u-zelf vernerend, krom,
Moest buigen voor 't groot Zijn, dit Al beherend.
'n Mens-leven is een heel traag sterven gaande
Naar 't groot geheim, waarvoor elk wezen beeft,
De dood, een grijns, die goedig steeds blijft slaande,
Omdat de dood weet dat een ziel niet beeft
Voor 't hoog-klaar triomfantelijkst Aanstaande,
Daar al wat leeft waarachtig eeuwig leeft.
Verzen (1931)
Schrijver: Willem KloosInzender: JM, 23 mei 2019
Geplaatst in de categorie: heelal