De tempel der reinheid.
Ik droomde mij in wolken-landen;
het blindend blank der zonnewanden
al zwevend in 't rein azuur,
als lenig marmer reuze-krullend,
de dalen schaduw-purper vullend,
- en goud-gekopt de stapel-muur
En 'k zag 'n zaal vol schone vrouwen,
het blank en blauw, in lange vouwen
omhangend los de slanke le'en,
in nauwe lijne-sluiting kozend
om malse vormen rose-blozend,
- en blanke voet op marmersteen.
'k Hoor stemmen als kristallen klokjes,
in 't ruim gestrooid als wolken-vlokjes,
bij scherts en blij-zang ongetoomd;
waar vol-geteugd de boezems zwellen,
in 't levend blauw der ether-wellen
- door wijde ramen ingestroomd.
Bij 't voorhang, plots op-zij gegleden,
zie 'k mannen in de zaal getreden,
in 't licht gewaad van 't wolkenland;
en vlug in 't gaan zijn fijne voeten
al spoedend tot een blij ontmoeten,
- van ver gereikt de vrienden-hand.
En durvend-klaar in reine weten
zie 'k oog met oog zich lachend meten,
bij handen-druk van welle-kom.
En los als 't kleed van lange vouwen
valt gul de lach van 't vol vertrouwen
- herhaald van wand tot wand alom.
En 'k vond mij biddend neergezegen:
‘Verlicht, O God, mijn aardse wegen,
en aan Uw hand, ach, voere mij,
dat ik, genaakt tot reinheids-tempel,
een hand gestrekt vind aan de drempel
en blije stem: ‘Wees welkom, gij!’
Inzender: Redactie, 23 februari 2014
Geplaatst in de categorie: religie