ZACHTE DAGEN.
0 nu de dagen weer zo licht zijn en zo zoel,
Zo zonnezoel, zo zonnelicht, zo rijk
Aan vreugd in welig bosgroen; nu de vliet
Bezaaid is met het gulle sprankelgoud;
Nu schaduwlanen koel
In kalme schemer mijmervol
Zich allerwegen oop'nen; nu het riet
In fluisterbeving zoetlijk neigt,
De vijver waai'rend met zijn schucht're koelt',
De vijver zelf in roerloosheid gestrekt
Zijn lange waat'ren rekt,
Gesust door stille zomerzoelt';
Nu 't donk'rend luchtblauw in de avond prijkt
Met milde starrentooi,
En 't slepend gaan des nachts zijn ruim verrijkt
Met manenglans zo innig-mooi;
Nu 't zeevlak geplaveid ligt als een straat
Van glinst'rend asfalt, -
Vlucht'ge blinking gaat
Er strijk'lings over; oov'ral waar zij valt
Schept zij een welbehagen -
0, in deez' schemernachten, lichte dagen,
Is 't leven me op de schone wereld lief;
Vergetend in de zon mijn ongerief,
Zal 'k niet versagen.
Gedichten (uit Tonen en tinten)
Schrijver: Edward KosterInzender: Redactie, 19 juni 2014
Geplaatst in de categorie: natuur