Fel wou, niet mocht, niet kon, toch moest hij 't uiten
Fel wou, niet mocht, niet kon, toch moest hij 't uiten,
* Midas' barbier, Midas' beschaamd verdriet:
Hij groef een afgrond ver van 't stadsgebied,
En borg 't geheim onder een berg van kluiten.
En gluips kroop uit de duisternis naar buiten
'T bedrijvig knikkend, gniff'lend, gich'lend riet,
Dat aan blij boodschappende wind verried,
'T geen wanhoop ondergronds meende op te sluiten.
Ver van trots-heersend Ik in stille schachten
Van ziel wordt weggegraven, wat hem kwelt,
Verned'rend leed van wensen en gedachten:
Uit taaie kiem van diep verdrongen krachten
Groeit woord, gebaar of lach, die 't rondvertelt
In 't zonlicht van 't verschrikt bewustzijnsveld.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
* Midas, in de Oudheid koning van Phrygië, die door de God Apollo met ezelsoren wordt betraft omdat hij vond dat Pan op zijn fluit mooiere muziek maakte dan Apollo op zijn lier.
Midas verbiedt zijn kapper om tegenover anderen over zijn verborgen handicap te praten. Deze voelt de innerlijke drang het uit te spreken en doet dat fluisterend in een kuiltje. Het ruisende riet dat daar opgroeit draagt het geheim uit.
Brahman I, p. 102(1919)
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: JM, 9 januari 2003
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid