De grote terugkeer van de koning (epos)
Van diamant zijn ogen, doorborend wat hij ziet
Twee meter in de lengte met voeten van graniet
Bruinrood gekleurde aderen, een marmerwit gelaat
En om zijn koene schouders een groflinnen gewaad
En als de wind zijn haar bewaait
zijn bulderlachen vrees bezaait
behoede men zich en beraadt
Heer Alpha is gekomen!
De wederkeer der zwaarden, zes helmen in getal
berijden ruige paarden, verkennen het Ochtend-dal
Zij zijn zich van ‘t gevaar bewust dat ruigheid mede brengt
Daar in het dal van haren zwart en goud en adamant
Dan als de mist hun blik vervuilt
de wind langs stenen helling huilt
wint angst des mensen harten
vervloekt door oude smarten
Zes ruiters stout en statig, zij ruiken mijlenver
de sporen die zij volgen, versnipperd her en der
Zes ruggen naar het licht gekeerd met wapperend banier
Het meer spiegelt hun wangestalt nog ongezien van hier
Geschokt zijn zij door bulderlach
die nogmaals klinkt in volle kracht
Vanwaar zijn zij gekomen?
Hoe is hij hen ontlopen?
Nu draaien de zes ruiters zich naar de rijzende zon
Hun blikken nog verwilderd, hun stemmen reeds verstomd
Staand oog in oog met God’s geweld, het ganse dal gespannen
Heer Alpha heft zijn hand omhoog om misverstand te bannen
Eénieder die zijn licht weerkaatst
is eerst verwoed en dan verdwaasd
Men dacht geweld te vrezen
Gruw'lijk ondergang te lezen
Nog rukken op de ruiters, het volk is reeds verdeeld
want volgens de geschriften -vergeten en vergeeld-
zou in het jaar van Gouden Aar een bond worden gesloten
Het Ochtenddal tot koninkrijk der Vriendschap aangesloten
Deez’ duisternis der helmenglans
op macht beluste krijgerslans
is van een and’re bodem
om levensvreugd te doden
Al lang is men begoocheld door haat en razernij
Want eens was Alpha koning in tijden oud en blij
voordat het rijk ten onder ging aan wangedrag en onlust
Het mensenvolk steeds zwakker werd in hart, hand en gemoedsrust
Aldus werd Alpha afgezet
Zijn terugkeer continu belet
Zijn onschuld werd verzwegen
De macht kwam bij het leger
Verbannen is op zoek gegaan Heer Alpha naar de wijsheid
van krachten oud en ongekend, de wortels van zijn wezen
Hij heeft de Goden raad gevraagd, de sterren leren duiden
Lang bergen, boom en beek gegaan, las ziel der kleine luiden
Gelouterd door de IJzerbron
nam lichtkracht toe tot aan zijn mond
Zijn steengeslepen lichaam
werd een compacte krachtbaan
Toch is zijn ziel gebleven, een koele milde Bron
waarin zijn Geest weerspiegeld gelijkend op de Zon
Het tijdstip van zijn terugkeer werd hem dit jaar gegeven
Hij schenkt het Ochtend-dal een hart en leert het volk te leven
Dan als zijn blik de ruiters vindt
hen plots ter Aarde liggen dwingt
wordt blinde drift gebroken
begoocheling gewroken
Het volk aanschouwt de ruiters nu in het volle licht
En daarnaast krijgt Heer Alpha’s persoon een nieuw gezicht
Men roept hem uit tot koning van een land bevrijd en sterk
De ruiters hem nu dienend voor het Grote Vredeswerk!
Uit: Het lied van de wachters van Moeder Aarde, 2008
Zie ook: http://oermirm.blogspot.com/
Schrijver: Irmlinda de Vries, 6 september 2010
Geplaatst in de categorie: moraal