DE DAUWDROP.
'k Was in mijne hof gegaan
En ik vond een knopje staan,
Deze morgen vroeg;
't Scheen zo moede, daar 't een dauwdrop
Op het hoofdje droeg.
Bij geval slechts zag 'k de drop
Schittren op de purpren knop.
't Scheen mij of 't heelal
Zich terug gaf in de spiegel
Van zijn klaar kristal.
'k Zag er lieve rozen in,
Een verheven torentin,
't Goud der morgenzon
En de hemel en het springen
Van zo menig bron.
't Scheen me een perel schoon en fijn
Van een hoge prijs te zijn,
Of een blauw saffier,
Of een diamantsteen, flonkrend
Als een sprankel vier.
Lang bleef 'k bij de bloemen staan,
'k Zag den drop wel tienmaal aan
En bezag hem nog;
En ik vroeg: wie gaf die schittring
Aan het dropje toch? -
Neen geen zon, met blijde glans,
Wierp het uit des hemels trans;
Maar de droeve nacht
Heeft alleen de lieve dauwdrop
Op de bloem gebracht.
Meibloesem (1847)
Schrijver: Hendrik PeetersInzender: Redactie, 15 mei 2015
Geplaatst in de categorie: natuur