inloggen

biografie: Johan Daisne

Johan Daisne, pseudoniem van Herman Thiery [Gent 1912 -1978]
 

Van 1926 tot 1930 bezocht hij het Atheneum.  Hij werd ziek, verliet de school en werkte een half jaar  als kantoorbediende. Ondertussen bereidde hij zich voor op het universitair toelatingsexamen. Vanaf 1930 studeerde hij economie en Slavische talen aan de Genste universiteit, waar hij in 1936 promoveerde tot doctor in de Handelswetenschappen.  Na zijn militaire dienst was hij enige tijd leerlingbegeleider  aan het Atheneum te Gent, daarna adjunct-directeur bij de Landsbond der Bouwbedrijven.

Op het einde van Wereldoorlog II dook hij onder.

Van 1945 tot 1977 was hij hoofdbibliothecaris van de Gentse stadsbibliotheek en parttime leraar.

In 1944 was hij getrouwd en vestigde hij zich in Schaarbeek. In datzelfde jaar werd een dochtertje geboren dat nog geen drie maanden later overleed.  Deze gebeurtenis zou Daisne voor de rest van zijn leven tekenen. Het echtpaar kreeg ook een zoontje. Zijn eerste huwelijk strandde en in 1957 huwde hij met een andere vrouw.

 Hij was mede-oprichter van het poëzietijdschrift "Klaver(en) drie" en redacteur van "Werk" en het "Nieuw Vlaams Tijdschrift". Tevens was hij administrateur van de Belgische Filmotheek.

 
Johan Daisne debuteerde met "Verzen" in 1935. Zijn gedichten zijn eenvoudig en romantisch en stralen menselijkheid uit. Zij kenden niet zo heel veel bijval. De schrijver deed niet mee aan het modeverschijnsel "experimenteren". Nog enkele belangrijke dichtwerken zijn "Het einde van een zomer" (1940), "Ikonakind" (1946), "Het kruid-aan-de-balk" (1953), "De nacht komt gauw genoeg" (1961) en het postuum verschenen "Gepijnde honing".


Als romanschrijver introduceerde Daisne het magisch-realisme in de Nederlandstalige literatuur. Het magisch-realisme wil de wereld en het leven weergeven als een onverbreekbare eenheid van realiteit en droom, die tevens een bovenzinnelijke dimensie bezit.

Zijn eerste roman, "De trap van steen en wolken" (1942), getuigt hiervan. Hoogtepunten zijn "De man die zijn haar kort liet knippen" (1947), waarin de auteur zijn levensvisie bloot geeft, en "De trein der traagheid" (1953). In zijn meeste werken speelt het autobiografische een grote rol, zo ook in "De neusvleugel der muze", 1959, en in "Hoe schoon was mijn school" uit 1961 waarin hij herinneringen uit zijn leraarstijd ophaalt.  In 1962 wordt "Baratzeartea" gepubliceerd, een verhaal waarin fictie, realiteit en waarheid elkaar doorkruisen. "Ontmoeting in de zonnekeer" (1967) noemt hij zelf een 'anti-Simenonroman'. 
Johan Daisne was ook actief op journalistiek vlak Selecties uit zijn journalistiek werk verschenen o.a. in "Met een inktvlek geboren" (1961). Hij  schreef ook hoorspelen, filmscenario's en enkele toneelstukken zoals "De charade van Advent" (1942) en "De liefde is een schepping van vergoding" (1946), bestaande uit "Veva", "Het zwaard van Tristan" en "Tine van Berken".

 
Ook de filmkunst speelde een belangrijke rol in leven en werk van de schrijver. Het Filmfestival van Knokke lag hem na aan het hart en hij schreef een viertalig "Filmografisch lexicon der wereldliteratuur" in drie delen (1971, 1975, 1978). Door sommigen wordt dit zijn levenswerk genoemd.

 
Bijna alle romans van de auteur werden vertaald in meerdere Europese talen. "De trein der traagheid" (met Yves Montand en Anouk Aimé in de hoofdrollen) en "De man die zijn haar kort liet knippen" (met Senne Rouffaer in de hoofdrol) werden verfilmd.

Zijn werk werd ettelijke malen bekroond. In 1946 kreeg hij de driejaarlijkse staatspijs voor toneel voor "Het zwaard van Tristan". "De man die zijn haar kort liet knippen" werd bekroond met de August Beernaertprijs van de Koninklijk Academie voor Taal- en Letterkunde(1951). "Lago Maggiore", een optimistisch boek verschenen in 1957 na een zware ziekte, kreeg de Arthur Merghelinckprijs van dezelfde academie in 1958. In 1960 kreeg hij de driejaarlijkse Staatsprijs voor "De neusvleugel der muze".  In 1967 ontving hij de internationale Koggeprijs van de stad Minden (Duitsland) voor zijn hele oeuvre.

Bibliografie :

* Stof op het Kremlin (reportage, 1935)
* Breuken herleiden (poëzie, 1936)
* Verzen (poëzie, 1936)
* Afreacties en funderingen (poëzie, 1937)
* De bronzen ruiter (gedichten van Poesjkin uit het Russisch vertaald, 1937)
* Kernamout (poëzie, 1938)
* Gojim (verhaal, 1939) (herdrukt met "Zuster Scharon" in 1968)
* Het einde van een zomer (poëzie, 1940)
* De nieuwe dichtersgeneratie in Vlaanderen (studie, 1940)
* Aurora (verhaal, 1940)
* Maud Monaghan (verhaal, 1940)
* Renée (verhaal, 1940)
* De trap van steen en wolken (roman, 1942)
* De charade van Advent (toneel, 1942)
* Zes domino's voor vrouwen (verhalenbundel, 1944) (omvattend: Raissa, Aurora, Renée, Maud, Agnes, Veva)
* Hermina-uit-de-storm (poëzie, 1944)
* De Russische literatuur (studie, 1945)
* Drie-hoog-voor (poëzie, 1945)
* Tale quale, zoals het reilt (poëzie, 1945)
* De liefde is een schepping van vergoding (toneeltrilogie, 1946) (omvattend: Veva, Het zwaard van Tristan, Tine van Berken)
* De nacht staat op een kier (poëzie, 1946)
* Drie verzen maar, mijn Fred... (poëzie, 1946)
* In memoriam Robert Mussche (essay, 1946)
* Ikonakind (poëzie, 1946)
* Schimmen om een schemerlamp (verhalenbundel, 1947) (omvattend: Kachels, "Uit het kleine, 't grote", Kameraad Tsjikokoekawa, Darjal Hananapur, Het schilderij van Lucio de Ferri, Van de spoken die wij zijn, Gavotte du temps jadis, "Hof ter Meren", Het testament van Dr. Mabuse, Rare mémoires, De grote Johannes, Bezsonov, Heer zijn wij de trein die rijdt of de trein die stilstaat?!, Kortsluiting in een schrijfmachine, Dobbelstenen, De dood op de motorfiets, De Tempel der Gebroken harten (hoorspel), Het portret (hoorspel))
* Zevenreizenboek (poëzie, 1947)
* Bidsnoer voor de heroïsche film, of het daglicht in de toverlantaarns (filmatiek, 1947)
* In het teken van Esmoreit (toneelopstellen, 1947)
* Moskou 800 jaar (studie, 1947)
* De man die zichzelf optelefoneerde (lees-en luisterspel, 1947)
* De Hollandse reis (reportage en gedichten, 1947)
* De man die zijn haar kort liet knippen (roman, 1948)
* Hedendaagse filmkunst (filmatiek, 1948)
* Reisebilder uit bezet Duitsland (reportage, 1948)
* Egbertha in de onderwereld (verhaal, 1948)
* Van Nitsjevo tot Chrorosjo (10 eeuwen Russische literatuur (studie, 1948)
* De vrede van Wroclaw, of een proeve van spijkerschrift op het Ijzeren Gordijn (studie, 1949)
* Het eiland in de Stille Zuidzee (verhaal, 1949) (In 1963 in aangevulde versie verschenen als "Venezy")
* Twee schelpen (verhaal, 1949)
* Losse beschouwingen over het dossier van het magisch realisme (studie, 1949)
* Kritiek van de kinematograaf (filmatiek, 1950)
* Met dertien aan tafel, of kwalzilver met schepgoud (verhalenbundel met o.a. "De trein der traagheid" en "De Madonna met de bebloede lippen")
* Kroonfilms van altijd (filmatiek, 1950)
* De wedloop der jeugd (verhaal, 1950)
* Florence en de film, of een blozende lelie als brandmerk (filmatiek, 1951)
* Roman en leven (essay, 1951)
* Katten en honden sterven als kinderen (hoorspel, 1952) (In "Zes Vlaamse novellen")
* Het kruid-aan-de-balk (poëzie, 1953)
* De vier heilsgeliefden (verhalenbundel, 1955) (omvattend: Edl. De heilsgeliefde, Benetrix. De gouden spijker, Morhanita. Het bekken der vaas, Amoëne. Het hemd)
* Mijn voorouders (In "Familiealbum- Vlaamse auteurs schrijven over hun v oorouders", 1955)
* Russische namen in het Nederlands (studie, 1956)
* 't En is van u hiernederwaard (studie, 1956)
* Filmatiek, of de film als levenskunst (filmatiek, 1956)
* Versleer in vogelvlucht (anti-experimentele les, 1956)
* Lago Maggiore (roman, 1957)
* Lantarenmuziek (filmatiek, 1957)
* Wat is magisch-realisme. Letterkunde en magie (essay, 1958)
* Feest van de film (filmatiek, 1958)
* De vierde engel (verhaal, 1958)
* Film en tijd (filmatiek, 1958)
* Grüss Gott (verhaal, 1958)
* Gaat de roman ten onder (met H. Teirlinck (essay, 1959)
* De neusvleugel der muze (roman, 1959)
* Zien en zijn (filmatiek, 1960)
* Pierre Benoit, of de lof van de roman romanesque (studie, 1960)
* De schone van nooit weer (verhaal, 1960)
* De nacht komt gauw genoeg (poëzie, 1961)
* Hoe schoon was mijn school (roman, 1961)
* Met een inktvlek geboren (verzameling aforismen, boutades e.d., 1961)
* Ik heb u alles gegeven (bloemlezing, poëzie, 1962)
* A pocketfull of miracles (filmatiek, 1962)
* Tine van Berken, of de intelligentie der ziel (levens- en karakterschets, 1962)
* Veritza (verhaal, 1962)
* Baratzeartea (roman, 1962)
* Venezy (verhaal, herziene uitgave van "Het eiland in de Stille Zuidzee", 1963)
* De bioscopiumschuiver (filmatiek, 1963)
* De zoete smaak van de zee (verhaal, 1963)
* De trein der traagheid (verhaal uit "Met dertien aan tafel", 1963)
* Poëtisch gastmaal (poëzie, 1964)
* Dagboekpoëzie (essay, 1964)
* Judex (filmatiek, 1964)
* Pavane (verhaal, 1964)
* De wedloop der jeugd (verhalenbundel, 1964) (omvattend: De wedloop der jeugd, Het venster op het leven, De fan)
* Als kantwerk aan de kim (roman, 1965)
* De droom is een herinnering van wat nimmer is gebeurd (poëzie, 1965)
* Ganzeveer en kogelpen (essay, 1965)
* Charaban (verhalenbundel, 1965) (ombattend: De Lievevrouw en de lichtmis, Joeki Pipi, De vierde engel, De Schone van nooit weer, De bloem en de mens, Vijand zoete vriend, Veritza, Boek en pij, Van de blonde dingen die blijven, De zoete smaak van de zee, Pavane)
* Gent, schoonschrift der Leie (schets der Gentse letteren, 1965)
* Greta Garbo, een droom die heeft geademd (filmatiek, 1965)
* Mijn levensliedje (muzikale herinneringen, 1965)
* Afscheid van de dag (essay, 1965)
* Het geluk (luisterspel, 1966)
* Reveillon-reveillon (roman, 1966)
* Veva (verhaal uit "Zes domino's voor vrouwen", 1966)
* Dossier nr. 20.174 (verhaal uit Met dertien aan tafel", 1966)
* Met zeven aan tafel (verhalenbundel, 1967) (omvattend: Winterrozen voor een kwakzalver, Egbertha in de onderwereld, De man die zichzelf belde, Verrijzenis, Oswiecim, De ogen in het wiel, De madonna met de bebloede lippen)
* Ontmoeting in de zonnekeer (roman, 1967)
* Twee schelpen en wat gruis (verhalenbundel, 1967) (omvattend: Twee schelpen, De eeuwige geschiedenis, Résidence Familia, Solsitiale, Weeskind van het lot, De regisseur, De al te mooie onbekende, Kapper des konings, Dolf)
* Zuster Sharon (verhaal, 1967)
* Fringilla (filmatiek, 1967)
* De Engelse groetenis (poëzie, 1967)
* Gojim + Zuster Sharon (verhalenbundel, 1968)
* De geboorte (filmscenario, 1968)
* Dieter, of wanneer de wapens weigeren (verhaal, 1969)
* Filmografisch lexicon der wereldliteratuur, deel 1 (filmatiek, 1971)
* Daisneomnibus (verhalenbundel, 1974) (omvattend: De trap van steen en wolken, Gojim, De dood op de motorfiets, De trein der traagheid, Dossier nr. 20.174, De heilsgeliefde, Boek en pij, Pavane)
* Filmografisch lexicon der wereldliteratuur, deel 2 (filmatiek, 1975)
* Trerfwoorden (aforismen, 1975)
* Winterrozen voor een kwakzalver (verhalenbundel, 1976) (omvattend: Winterrozen voor een kwakzalver, Dossier nr. 20.174, Verrijzenis, Oswiecim, Kachels, De dood op de motorfiets, De wedloop der jeugd, Gojim)
* De droom maakt alles waar (essay, 1977)
* Filmografisch lexicon der wereldliteratuur, supplement (filmatiek, 1978)
* Bloed op het witte doek (filmatiek, 1978)
* Verzamelde gedichten (poëzie, 1978)
* Gepijnde honing (poëzie, 1978)
* Over oude en nieuwe rolprenten: de dingen die niet voorbijgaan (filmatiek, 1980)
* De bese verhalen van Johan Daisne (verhalenbundel, 1987)
* Mijn huis droom en werkelijkheid (algemene anthologie, met verhalend proza, essays, filmatiek en poëzie, 1998).


Inzendingen van deze schrijver

1 resultaat.

FAUSTUS

gedicht
3.0 met 5 stemmen aantal keer bekeken 3.173
Er was een man die verzen schreef, en drie keer duizend had geschreven, tot er hem niets meer overbleef om nog te schrijven of te leven. Hij zat daar, grijs en zwak en ziek, te mummelen en stil te wenen; toen hoorde hij wat hoornmuziek, en rees voor God gauw op zijn benen. Blijf zitten,...
Johan Daisne11 september 2022Lees meer…