Niet zo douwen,
Met je kop zo onder m’ arm!
Zo, laat ik je hier nou leggen;
O, wat dankbaar kijk je ‘m aan!
Laat ons voortaan – wil je zeggen –
Poot in hand door ’t leven gaan….
En zo praatt’ ik boud en blijde…
Even strekt’ hij nog zijn poot…
Zachtkens zonk zijn kop op zijde…
’n Zucht. En toen was Bello dood.…
Mijn zin in rijmen kreeg een flinke douw.
Ik kreeg het voetenwerk welhaast niet licht
en daar is het sonnet toch op gericht.
Waar ik aan het begin voor ben gezwicht,
bleek een te zware klim in dikke touwen . . .
SONNETTEN, IK ONTVECHT ME AAN UW KLAUWEN !!!…