probeert weg te glippen,
je verkleint het doel zonder dat je
de dromen hebt verteert, in een
bekend gezicht dat tegen zichzelf
en tegen de ochtendspiegel keert,
heeft de dood zich al onderhuids
genesteld, sijpelen de uren weg
door de vragen, het antwoord
opgevangen in wat nog niet
geschreven of beluisterd werd
als een misplaatste levensgrap…
Je zaaide een spoor dat over
de rails dat aan mijn leven
trok soms in een boemel dan
versneld op de bok van een
tgv of langs zoveel stations
van leefbaarheid, met de deuren
dicht om nooit uit te stappen,
denderde ik met je mee.
Je gaf kleur en vorm aan een
onbegrijpelijk avontuur, waar ik in vol
verstand naar adem moest happen om…
Diep in mijn binnenste voel ik me ertussen:
was het een levensgrap dat ik ooit voor je viel?
Hoe zwaar loop ik nu met het hoofd gebogen
op plekken waar ik vroeger vrolijk sprong.
Is alle liefdestaal misschien wel sterk gelogen:
ik pers moeizaam wat woorden uit mijn long.…