blauwe ogen peilen de ijskleurige diepte
van gezandstraald, gouden waddenzand,
Oerol klinken onbekende kreten,
wulp, griet, zandloper, briljant
schuivend en driftig pikkend in
scherp geslepen korrels strand
zilt klinkt de zouten wadstem,
schuchter streelt de noordenwind
de wuivende halmen, knipogend
naar kleine pleviertjes,
met hun tere…
Het waddenstrand ontruimd door waterhozen
Dat zijn dus slurven die hun water lozen
Het liefst op een toerist in lederhosen
Die heel onhandig ligt te minnekozen
Of in het zand verscholen goddelozen
Die schaamteloos een potje willen vozen
Dat zijn dan meestal ook nog eens werklozen
Die zitten met hun uitkering op rozen
En veinzen rugblessures…