Een man draagt zichzelf door de dag,
de handen tot kommen, ze testen
de adem, die is er, alsook zijn papieren,
die liggen op stapels, dringend en dun.
Op steigers die uitzicht schoonwassen,
ruit spiegelt ruit ruit, daartussen de pluisjes,
de mussen, een lijstje te licht om te landen,
waarop wat onthouden moest ooit.
Op avonden, luiken gesloten…
ongelofelijk miskend
opspelend sentiment
schiet naar de keel
men wordt confidentieel
met grote brokken
die onverstouwd
in-en-in vertrouwd
zijn blijven stokken
blijf bij de les
in dit proces
ook al wellen
krokodillentranen
komen maagsappen
als zure borrels op
geef geen kik
je blijft meetellen
na je laatste snik…