waar bevroren water
de zon omvat en
schaduwen dansen
rond
verglijdend licht
draait zij een laatste pirouette
strijkt haar veren glad
en vlijt zich sierlijk neer
om te sterven
zoals alleen een zwarte zwaan
in schoonheid
naar het wit kan gaan…
(in zijn koude mantel hangt nog
een winter van toen)
nu vorst de aarde dekt-
wit en stil rond vogels waadt, laat ik niets na
de ijsdans van een glijdend paar
draait achten boven water
sierlijk als een kleinood in vergeten glans
hun wals smelt weg
waar ik herinneringen leg, leg jij
het beeld van nu
zwierend, zwevend tot bevroren lof…