Dicht bij het voorbije
netgedicht
ik reikte mijn hand
en zij, zij legde haar broosheid
in de dragende palm
en toonde aderen
van bejaarde schoonheid
de hoge zetel waarin zij zat
met gewelven aan beide zijden
op hoofdhoogte
en kussens die haar droegen,
doch nauwelijks steunden
( ze was statig van aard,
zodat ze niet leunde)
toonde wat nog aanraakbaar was
haar lijf…