De Dichter toch is zoon van God,
De heemlen zijn zijne opperzalen.
't Verleden moet hem cijns betalen,
Hem, Ziener in 't verborgen lot.
- - - - - - - - - -
Heil ons! het schoon verleden keert,
De heuglijke eeuw van Gods Profeten;
Gezalfde zal ons hart u heten,
Die ons de Toekomst kennen leert.
.................
Laat u,…
in verzengende hitte vergaat, klinkt
het verleden duivelsmooi in het orkest
dat vol vuur de fanfare probeert
te evenaren, maar alle waarheid
uit het nu verliest door
zwartgeblakerde herinneringen
Zelfs een zwaluw die het vuur
probeert aan te wakkeren
wordt gesmoord door hete klanken
die op vuurtongen van de tijd het
naderende einde profeteren…