Op Vastenavond zijn wij gevlekte honden.
Wij verven ons kind een monstersnoet;
zoals wij zal het leren zijn zonden te vermommen.
En wijzelf en ons lief zitten vastgebonden
in de snuit die blaft,
de slurf die ratelt,
de oren die slingeren,
het rubberen bekkeneel,
de blik van reuzel,
en mossellippen, in de neusgaten schapenhaar.…
Ik geloof niet dat w’uit Uw melkachtige hand werden geschapen,
ik ben een zwarte duivel die een valse vrome Vastenavond speelt.
Ik reken ons bij de planten, bij de goudvissen en bij d’apen,
en heb mijn maskeradeschoonheid tussen spot en zwakte verdeeld.…