Toen zwol een luwe wind over de brakke sloot,
Hij deunde door het riet en wuifde op de pluimen;
Een grauwvink aan de wal zat veer en vlek te ruimen,
't Was of het zonnerad goudener stralen spoot.
De slaper had zijn droom naar eigen lust en luimen,
Van honig en roô-wijn, ham en driekoon'ge-brood.…