droge zolderlucht kleeft op haar huid
als ze de jurk naar buiten haalt
de voile naast haar schaduw
op de grijze tegels slepend houdt
er is geen hoofd, geen haar, geen steen
nauwelijks ruikt ze bloemen
nergens in de stad een klok die luidt
enkel een zandloper wankelend wit
nu uitgetelde dagen een te breed geworden taille
op dronken benen…
dat ik je liefheb
mijn veertien-achttien soldaat van twintig
je geriemde armen en een opgeslagen kraag
de stalen oorlog die in je ogen waait
toen je op die winterdag de klok niet hoorde
boven Ploegsteert bos het gonzen zag
de kerkhofgroene roofvogels en
hun zijden piloten in lederen hoofden
dat je me liefhebt jonge soldaat
naakt tot aan…