als je glimlacht
dreigt je gegroefd gezicht te breken
je botten kraken als je loopt
je uitgebleekte handen
rusten in een verdroogde schoot
en onder die kleurloze rokken
vermoed ik
schrale benen
die nimmer een man mochten lokken
mijn God welk een zonde
nooit hebben ontroerd…
mijn rafelig hart
dat nauwelijks kloppend
slechts af en toe schoppend
mijn uithoudingsvermogen tart
en ik
die als een wakkere heilsoldaat
gebogen over een dodelijk ziek wezen
onmachtig de gebroken ogen te lezen
wacht, opdat het mij eindelijk verlaat.…
Stormen staken op
aangekondigd,
maar soms ook onverwacht
Net als jij die mijn leven binnenwandelde
En me als een prinses behandelde.
Langzaam ging de storm liggen
die door mijn leven raasde
En wat iedereen verbaasde
gebeurde...
...we werden een paar
met alleen oog voor elkaar
Soms durfde er nog een storm op te steken
Maar bij de oude vergeleken…
Uit lust wordt chaos gecreƫerd
Vlinderlichte kusjes op al mijn gevoelige plekjes gegeven
Doen me van waar genot sidderen en beven
en rust wordt door passie verteerd
Uit onstuitbaar verlangen hebben we eenheid gecreƫerd
Zachte handen die me zo goed kennen
en daarom weten hoe ze mij moeten verwennen
Zo liefdevol, hebben ze mij nog geen moment…
schepen glijden op het water voorbij
het lijkt net of ze wachten op mij
tot ze aan de horizon verdwijnen
toch blijven de lichtjes in mijn ogen schijnen
ze leiden mij naar een ander land
tot ik bij jou ben gestrand…
Zachtjes ontwaakt de natuur
zo mooi, zo lieflijk en zo puur
Op het water ligt een zachte glinstering
en de lucht verbergt een gouden schittering
Het berglandschap is zo mooi
en na de sneeuw komt ook weer de dooi
De bomen dragen hun nieuwe vruchten
En ik volg de grote vogelvluchten
zoals ze weer door de lucht vliegen
Nee de natuur kan nooit…