Natuur, zo zacht, zo wars van schijn,
laat in uw spoor mijn voetstap zijn,
gelei mij door 't oneffen land
gelijk een kind aan 's moeders hand.
Als ik vermoeid van struiklen keer,
dan zink ik aan uw boezen weer;
dan lest aan uwe moederborst
uw hemelnekter mijne dorst.
Hoe rust ik dan in uwe arm!
gij dekt mij in de koude warm.
O! lei mij…
De bloem, die, in de lente,
Te zorg'loos, 't hartje opent,
Gevoelt de gure vlagen,
De zware hand der kwijning.
Dit zij, ô lieve meisjes!
Dit zij uw gulden spiegel:
Ontsluit uw teder hart, niet
Te zorg'loos, voor de mannen!
Leer eerst hun deugden kennen;
Zie steeds hun liefde groeien:
En open dan uw harte!
Dan blijft…
Mijn arm is jong; nog blank mijn Zwaard;
Nooit zag mijn oog dit veld; -
'k Besteeg geen briesend oorlogspaard;
Mijn vuist doorsloeg geen Held.
Toch is mijn boezem fier en sterk,
Mijn hart als Batoos hart!
Vlug is mijn blik als 't morgenzwerk,
Ze vlammend als mijn hart -
Bathilde gorde mij ten slag!
Haar hand schonk mij dit…