zelfs toen ze bij
het zingen van haar lied
telkens uit de toon viel
de dirigent haar verliet
als een geslagen hond
met gebogen hoofd
het schouwtoneel afdroop
weet ze achter de coulissen
dat ze met open geest
en voor een heel ander publiek
nogmaals zal spelen…
als we nu niet oogsten
zullen we
na de storm hongerig
ondergronds worden gedwongen
nemen we
enkel de geur
van een verdroomde zomer
als herinnering mee…
hoe ik ook zocht
me binnen de grenzen
van een verpakte ochtend
te weren
het gestremde
liet me
in zijn traagheid
onweten schreeuwen
over waar of onwaar
de roos
binnen de waan
schoonheid verder draagt…
zag hoe hij
vastgehouden
door kracht
verlittekend
werd weggesmeten
versplinterd
in de aarde verdwaalde
zich door vogels
behoudend in een nest
liet verweven…
nog zoveel jaren lang
zullen wij buitelen
in de nieuwe getijden
van onze gedachtegang
uit schemering en duister
zijn ze in komen en keren
zo zwierig mooi opgerezen
goudfonkelen nu
in onze tijd
zo warm en dichtbij
in lichtend mooi verlangen…
golven ijlen zich
openscheurend
in speelsheid mee
tot ze ons in rimpeling
op langgerekte cirkels
naar de oever brengen
waar we warmstrandend
nagenieten van het spel
dat we met hen samen delen…
het kind in mij
foetust warm
weigert verbonden
sereniteit op te geven
bang
in een verkeerde wereld
een vroeger leven
te moeten opnemen
waar verwrongen emoties
haar naakt bang
naar eigen spiegelbeeld
dwingen te kijken…