inloggen

biografie: Willem Frederik Hermans

Hermans, Willem Frederik [Amsterdam 1921 – Utrecht 1995] schrijver,

studeerde fysische geografie aan de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam, promoveerde in 1955 en werd in 1958 benoemd tot lector aan de Rijksuniversiteit te Groningen. In 1973 nam hij ontslag en vestigde zich als schrijver in Parijs. De laatste jaren van zijn leven woonde hij in Brussel.

Hermans debuteerde in 1944 met de dichtbundel Kussen door een rag van woorden en publiceerde daarna in hoog tempo recensies, essays, verhalen en romans. Als romancier debuteerde hij in 1947 met Conserve. De verhalenbundel Moedwil en misverstand (1948) en de roman De tranen der acacia's (1949) geven al een inzicht in Hermans' wereld- en literatuurbeschouwing. Volgens hem is de werkelijkheid een chaos en probeert de mens daarbinnen vergeefs waarheid, identiteit en zinvolle verbanden te ontdekken. Een aparte rol speelt de taal, die naar Hermans' oordeel niet in staat is om de complexe en steeds veranderende werkelijkheid weer te geven en haar daardoor dubbelzinnig maakt en vervalst. Hij bestreed, zowel in zijn essays als in zijn fictionele werk, religieuze, politieke, filosofische en psychologische systemen, die pretenderen wel een orde in de chaos te kunnen scheppen.

Aanvankelijk moest het establishment het ontgelden. Vanaf de jaren zeventig richtte Hermans zich vooral op maatschappijhervormers.

De bezettingstijd was een periode om zijn wereldbeeld te demonstreren: De tranen der acacia's, de novelle Het behouden huis (1952) en de romans De donkere kamer van Damocles (1958) en Herinneringen van een engelbewaarder (1971) zijn in deze periode gesitueerd. Als een contemporaine microkosmos laat Hermans de academische wereld, zijdelings of rechtstreeks, fungeren in Nooit meer slapen (1966), Het evangelie van O. Dapper Dapper (1973), Onder professoren (1975) en Uit talloos veel miljoenen (1981). In deze romans geeft hij niet alleen voorbeelden van onbenul en machtswellust, maar toont hij ook het zinloze zoeken naar (wetenschappelijke) waarheid. De orde die in de werkelijkheid niet bestaat, wenste Hermans in fictie te suggereren. Daarom is zijn werk zorgvuldig gestructureerd en is elk detail functioneel binnen het geheel. Deze perfectionistische houding leidde er meer dan eens toe dat hij in zijn romans en verhalen bij herdrukken correcties aanbracht.

Door zijn ideeën en vooral door de onafhankelijke manier waarop hij die ideeën weergaf, groeide Hermans uit tot een controversiële figuur. Zo werd hem wegens anti-katholieke passages in de roman Ik heb altijd gelijk (1951) een proces aangedaan, dat hij won, en polemiseerde hij in essays met Aad Nuis en Renate Rubinstein over Friedrich Weinreb, die veroordeeld werd wegens collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Polemisch en vaak sarcastisch zijn de opstellen die hij vanaf 1974 publiceerde in Het Parool onder het pseudoniem Age Bijkaart (gebundeld in Boze brieven van Bijkaart, 1977).

In 1977 aanvaardde Hermans de Grote Prijs der Nederlandse Letteren. Daarvoor weigerde hij verschillende literaire prijzen, waaronder de P.C. Hooftprijs 1971. Sommige van zijn boeken zijn verfilmd en een aantal werd vertaald in het Zweeds, Engels en Duits.               Behalve door L. Wittgenstein is zijn werk beïnvloed door Multatuli,  Kafka, de Franse surrealisten en Bordewijk.

WERK: (o.a.):

Poëzie: Horror coeli en andere gedichten (1946); Hypnodrome (1948); Overgebleven gedichten (1968; verm. herdr. 1982); Beertje Bombazijn (1981) –

Romans: De God Denkbaar, Denkbaar de God (1956); Een heilige van de horlogerie (1987); Au pair (1989); Lebensraum: een oorlogsdagboek (1992); Ruisend gruis (1995; postuum verschenen).

 Novellen en verhalen: Paranoia (1953); Een landingspoging op Newfoundland en andere verhalen (1957); Een wonderkind of een total loss (1967); Filip's sonatine (1980); Homme's hoest (1980); Geyerstein's dynamiek (1982); De zegelring (1984); De laatste roker (1991); In de mist van het schimmenrijk (1993; Boekenweekgeschenk).

Dramatisch werk: Het omgekeerde pension (1953); De woeste wandeling. Een scenario (1962); Drie drama's (1962); King-Kong (1972); Periander (1974). 

Studies, essays e.d.: Fenomenologie van de pin-up girl (1950); Het geweten van de Groene Amsterdammer of volg het spoor omhoog (1955); De mandarijnenpers (1955); Het sadistische universum (1964); Wittgenstein in de mode (1967; later: Wittgenstein in de mode en Kazemier niet); Annum veritatis (1968; De laatste resten tropisch Nederland (1969); Fotobiografie (1969); Van Wittgenstein tot Weinreb. Het sadistische universum 2 (1970); Hollywood (1970); De raadselachtige Multatuli (1976); Bijzondere tekens (1977); Houten leeuwen en leeuwen van goud (1979); Ik draag geen helm met vederbos (1979); Klaas kwam niet (1983); Mandarijnen op zwavelzuur (1983); Waarom schrijven? (1983); De liefde tussen mens en kat (1985); Relikwieën en documenten: Een toespraak (1985); Koningin Eenoog (1986); Het boek der boeken bij uitstek (1986); Max Havelaar (1987; teksted.); Mondelinge mededelingen (1987); Dinky Toys (1988; aforismen); Door gevaarlijke gekken omringd (1988); Wittgenstein (1990); Naar Magnitogorsk (1990); Malle Hugo (1994).


Inzendingen van deze schrijver

3 resultaten.

I (Ouder worden en niets meer begeren)

gedicht
2.0 met 34 stemmen aantal keer bekeken 8.694
Ouder worden en niets meer begeren, Niet van zichzelf en ook van andren niet, Geen liedren meer om vrouwen te bezweren, Alleen een lief dat liever contanten ziet. Wat mij verlaten wil, dat laten varen, Geluk gelaten door genot vervangen. Slechts de herinnering aan de droom bewaren, Waarin...

Nachtmerrie van een polemist

gedicht
2.0 met 9 stemmen aantal keer bekeken 3.185
Toen ik de ene man met goed gevolg Aan een gezwel in de hals had geopereerd Met mijn zakmes, Werd ik overmoedig en opereerde de andere man Aan het hart. Ik had het ongeluk een ader open te snijden Zij hing uit zijn borstkas als een dunne rubberslang Zoals gebruikt wordt in...

Samenzijn in négligé

gedicht
2.0 met 10 stemmen aantal keer bekeken 6.028
Zij stond voor haar toilettafel, Een driedelige toilettafel, Een toilettafel met drie spiegels. Zij kamde haar haar, En ik stond achter haar. Zij plukte uit haar kam een rafel. En zo lichtgevend was zij, Dat ik, toen ik mij omdraaide naar de wand (De toilettafel - zij - ik - de...