nestelen
maten en paren,
broeden, op jacht gaan
om tussen het pikken
van helmgras en varen
libellen en torren
als lijftocht voor
viermaal een maag
te vergaren
'k BEWONDER
uw oerdrift,
uw drang t' overleven,
maar ik voor mij
voel mij echter nochtans
geenszins absoluut
weliswaar evenwel
een dragonder
- o nee, zegt de raaf…
Hij is een rauwe raaf, een dove doedelzakker,
’t Gebrom verveelt zijn vrouw en kweelt zijn kinders wakker;
’t Gestamp maakt buurgerucht en de uitgebarsten blaas
Verdooft het markgeschreeuw en
kleppermansgeraas.…
De weg was meestal doods en stil;
't Was zeldzaam zelfs dat mens of duin-raaf ons ontmoette;
De lampen waren meest bij al de vissers uit,
De klok sloeg dikwijls één, bij onze laatste groete.
Dan keerdet gij alleen terug;
Na een herhaald ‘Genacht!’…
grijs
want je weet wat je bent, je bent stronteigenwijs
als het ooit iets van liefde was
is het nu voor altijd weg
vervaagt als een slechte droom en je leven heeft domme pech
dus schud jij weer eens je hoofd
terwijl je nooit luistert naar wat ik zeg
kijk en zie
de zoon is daar en wij vinden hem fit voor de strijd
hij wordt zelfs door de raaf…