ik zag
de bloedrode
kleur van
granaatappels
het wendbare
gedwarrel van
de granaatrode
vlinder
ik zag
de bloeiende
pioenroos
in de tuin
het karmijn
op jouw lippen
in het
zonlicht
ik zag
de vermorzelde
schelpen in
het zand…
ze is in volle bloei
van knop tot wasdom
blad na blad opent zich
tot het hart zich toont
donker tot lichtroze
pronkt zij haar barok
totdat zij gaat verwelken
in een sierlijk sterven
op tafel vormt zich een krans
afscheid van haar schoonheid…
met kringen als feest beest
prangend met haar geboemelte
dwepend in koele zwoelte
vertoon van heel eigen geest
doorkijkbloes flauwtjes violet
haar roos ontloken uit pioen
als sterrenbeeld schorpioen
aan zet zij voor frivole pret
hups fluks in de lamborghini
gesprongen de vrouw met kloten
eigen zin in wil besloten
lang slank sex chic in…
de bomen zijn er
om de wind te breken
verder mogen hunnie
stikken in stof
’t gaat om de zon, of
nou ja
de zoon
nee
’t gaat om geld
wat verdampt
in dit lentezonnetje
we moeten pillen slikken
tegen ’n depressieregressie
of stagnazi flaterende cijfers
da’s goed voor de ham-
burgerhandel/vraagprijs
’n worst-
elaar heft
’n kam-
pioenroos…