Dansende kasteelprinsessen
ravotten feest’lijk door de straat
onwetend hoe een psychopaat
gruwelijk smachtte naar excessen
Gretig, genadeloos gegrepen
door handen met klauwende kracht
sleurend als beesten in de nacht
tot bevrediging van een begeren
‘Aux Armuriers’ tapt het verdriet
van een verpauperende wijk
onder een helsporende dijk…
onder het lappen van de ramen door
zegt ze glashelder:
ik ben niet zo voor alle vrijheid
van het woord
men praat zo snel de grens voorbij
niet iedereen kan nuanceren
dat is nou juist een wens van mij
want die vrijbuiterige losbol
van de overkant die lult maar
over kut en geile gladiool
zo ben ik thuis niet grootgebracht
maar met respect…
hoe gedegen is mijn trots
telkens wanneer het streven
me laat dolen in de duisternis
vol raadsels, raadsels waar mijn hart
van overslaat en spinnen in hun eigen web
verpauperen tot het skelet verfijnt
tot raadselachtige dromen
deuren afgehangen in kozijnen
van meerdere modellen, al modelleerden
ze allen te hoekig en scherpten ze hun snede…
Uitgeteld
gaan de sterren uit, terwijl het firmament buigt
en neerdaalt als een duistere stolp over ons
verpauperen. Warrelt verdord het spreken rond, kruipt
in ons luchtkasteel een kilte na de toorn Gods…