Guttegutgut
laat zich gaan naar plekken
waar nog geen pleisterplaatsen
slechts ongebaande wegen
wildpaden met afgeworpen huid
ritselend in de struiken
In de modderige oever
sporen van een faun
het water draagt een blauw
afgeworpen kleed
de wereld gaat niet
aan vlijt ten onder
slechts aan kreten van genot…
Frisse avondnevel streelt zacht en minzaam
geurige weide, door bos omgeven,
waar kleine schuwe vorsten zich begeven
naar hun maaltijd, schrijden plechtig langzaam.
Het veldgewas, smakelijk en voedzaam,
doet elke ree vreugdvol opleven,
daarbij onder lichte spanning beven.
Loert, ergens verborgen, een gevreesde naam?
Het omhullende wit versterkt…