Kijk af en toe nog even om
naar het kind dat in de verte staart
boven in die appelboom
temidden van de appelgaard
Kijk af en toe nog even om
naar die blije kinderhand
waarin een appel is gaan glimmen
als een grote diamant
Kijk af en toe nog even om
naar het kind dat vrolijk fluit
in zijn handje zeven appels
dans hij blij de weg vooruit…
Paradijselijk
Mijn vaders appelgaard
Waarin zoveel moois
Tot leven kwam en
Ik eind'loos
Dwalen kon zonder
Bang te zijn
Voor wat dan ook
En vogels die
Mijn bestaan bezongen
Leven dat louter vreugde was
En hier in heelheid werd bewaard
Roswinkel, 1955-1966…
Van haar hoefde er niemand meer in;
Dat voelde verkeerd
Alles voelde
Onverschillig
Als de dood intrad
Was zij heel willig
Lusteloos zit ze in de tuin
Alwaar een tuinman langskomt
Op zijn ruin
Weken lang probeert hij haar
Aan het lachen te maken
Maar niets kan haar dan nog raken
Totdat hij zich laat vallen van zijn paard
Midden in de appelgaard…