Als ik omhoog kijk in de nacht
Naar de sterren en planeten
Raak ik betoverd van de pracht
Is het wat ik zo graag wil weten
Is er ook leven buiten ons bestaan
Is er nog een Aarde in een baan
Om een vreemde zon
In het verre helal waar alles ooit begon
Een hemels lichaam
Waar net als hier
Wordt bemint en veracht
Zullen wij het ooit wel weten…
En dan ga ik
De eeuwige nacht in
Waar atomen dolen
Het einde en het begin
Het zachte zingen
Van het vacuüm
Op ontelbare snaren
Het laatste stadium
En zie, daar is hij
De jager en de gejaagde
Omwenteling en keerkring
En het al zijn vertraagde
Sterren vlieden
De dageraad breekt aan
Kom tot mij
En laat mij gaan…
Nergens in dit helaal heb ik een vaste woonplaats
Schreef hij op zijn hoed van cypressen. De dood nam zijn hoed af,
Dat hoort zo. De zin is gebleven.
Alleen in zijn gedichten kon hij wonen.
Nog even en je ziet de kersenbloesem van Yoshino.
Zet je sandalen maar onder de boom, leg je penselen te rusten.…