donker
zijn haar ogen
vurig
is haar mond
een prachtig wijf
een geurig lijf
onweerstaanbaar
om te stelen
Miro heeft haar
zo getekend
maar de zon brandt
haar onblusbaar
voor eeuwig
in mijn lens…
Toen alles en iedereen
Dood was, en ook mijn
Laatste hond
Er niet meer was
Bleef ik alleen achter,
Alleen het omhulsel nog
Van een dood lichaam
Met een amper levende ziel -
En was het de streling
Van een vogel die mij opnieuw
Ten leven riep,
Die me maande vrede
Te hebben met het leven
En mezelf weer te aanvaarden
Zoals zij…
achter de ploeg loopt een man
golvend worden akkers geruld
een sterke os doet zijn werk
trekt door oerkracht de voren
mensen en dieren wachten
op de rijpe maïs van het veld
generaties lang zwoegen
in de keerkring van tijd
Naar het schilderij van Juan Miró…
het miro rood, blauw, groen
het bruin van tapies
we zwerven door de stad
als cava-bubbels in
de gevels van gaudi
op de carrers en avenidas
en geen bedelaar die
ons humeur bederft
we maken zelfs geen ruzie
vermijden elke hondenstront
montjuic, raval, gotic, hola !…
De dag dat zij tot stilstand kwam
verdween tussen coulissen
was de dag dat zij slechts half werd
een schicht van haar gezicht
Zij was vader, moeder, God, de duivel
mooier dan Delilah
lenigde ons lamme weemoed
witter dan de witste zwaan
Wij waren haar bewonderaars
kijkers in haar naakte sponde
onze handen bleven schrijven
onverknoopte…