'Ai vlug dus, vraag Orion verlof nu! Wat maakt die spat
hem op zijn twinkelende eeuwigheid! Zijn kennels puilen
uit van sterren, zijn velden zijn ermee bedauwd, hij
stoft ze van zijn jagerslaarzen, bij bossen, rivieren
vol, op bergen stapelt hij de speelse zielen, Alle
Jachthonden! Hij mist je niet en wat dan nog: voor eventjes?…
Ontzaglijk straalt Orion's majesteit.
Ik haat, haat, haat zijn zielloze eeuwigheid.
Glorie van werelden, wat gaat ze me aan?
Die 't meest me liefhad, heb 'k verdriet gedaan.
'T geluk van 't leven heb ik niet geteld:
Die 't meest ik liefhad, heb ik 't meest gekweld.…
Hoe blakend vloog zijn ziel u te gemoet
Toen uwe ziel deze aard verliet;
Gij wierd zijn vriend, daar waar Orion blinkt,
Met werelden omgord.-
Toen rustte op u der Serafijnen oog;
De harp van 's hemels Vorsten zweeg,
Tienduizend aan tienduizend zwaaiden u
Des hemels palmen toe.…