Nog steeds hoor ik de kinderen huilen
Ruw bij hun moeders weggerukt
Hoor ik het snikken, onderdrukt
Van peuters die bij pubers schuilen
Nog steeds zie ik de zwarte muilen
Van monsters, kennelijk verrukt
Van vlees, vers van de straat geplukt
Van botresten in diepe kuilen
Ikzelf verscherf in spiegelglas
Weerkaats een bang, gebroken volk…
Wat ging er door je heen
Eenmaal opeen geperst op weg
Was er de ruimte nog om zoals
Je dat wilde je handen te vouwen
Of was het leven te verstoord
In veewagon twaalf voor een
Hart zo oud als een aartsvader
Koekoeksbloemen en lupinen
Speelden op de hei woestijntje
Toen je zingend de barak verliet
De macrokosmos in je binnensfeer…