Hoe jij op de stalen rand van een dood leven zwerft
het noodlot dat in je vingers zweeft, met het zwerk dat je vervloekt
alsof je onbewoonbare moeder je weer uithuizig spuwt.
de waanzin die je in de keel van een hond legt, alsof
je de ogen aflegt voor de afgronden die je achter laat
de ladders die je achter je optrekt als toekomst
dat vertrekt…
alleen een eindje
verderop als een kind
op zijn driewieler
net uit het zicht
is verdriet onuitwisbaar
evenals je gulle lach
die ik bedenk
op je doodsprent
te vroeg verschenen
je ziet je er wat engel uit
en nu ben je echt
die geluksbrenger
aan de sterrenhemel
naar wie we uitkijken.
bij nacht en klare dag.…