O laat me eerbiedig tot u komen,
die staamlend voor u nederboog,
en in mijn oog de blikken stromen,
in volle lichtstroom, uit uw oog;
ik kwam door nacht en storm getogen;
mijn borst is zwaar, mijn voet is loom;
maar slechts één hoopstraal uit uwe ogen,
en 't àl hergloort: één lentedroom...…
maar dat de zon me een enkle hoopstraal zende
en 't schijnt me of weder, in 't verdord gemoed,
iets op gaat wellen en zijn vreugde spreiden
in en rond mij in gouden zomergloed.
En 'k wou zo graag de minnende armen breiden
en weer het ganse leven benedijden,
met al zijn smarten nog in kracht zó zoet.…
O laat me eerbiedig tot u komen,
die staamlend voor u nederboog,
en in mijn oog de blikken stromen,
in volle lichtstroom, uit uw oog;
ik kwam door nacht en storm getogen;
mijn borst is zwaar, mijn voet is loom;
maar slechts één hoopstraal uit uwe ogen,
en 't àl hergloort: één lentedroom...…