Ik neem het rijke levensloon
Van elke blije dag,
Als Gij mij reikt het gulden schoon
Van uwe mond en lach.
De dag verglijdt in stille glans
Bij mijn verholen droom,
Mijn ogen zien ten verre trans,
Of reeds de avond koom’.…
Terecht geniet ik ook deze dag en haar vrucht
levensloon, noem het wellicht grootsheid geducht
al het fraaie wat in onze Hoeksche waard leeft,
elk op eigen wijze het bestaansvonnis verweeft.…