Zo de storm ons treffen mocht,
Hij toch hield u op uw tocht
Meest voor bui en vlaag geborgen;
Meer, ja meer dan moedermin,
Meer dan vaderlijke zorgen
Had Zijn liefde voor u in.
Wis de traan dan uit het oog
't Biddend harte dan omhoog,
Als ons leed en smart omringen!…
’k Noem mijn huis, vol huwlijkszegen,
Kinderliefde en moedermin,
Somtijds lachend: Welgelegen;
Maar die scherts heeft droeve zin.
„Welgelegen? woont gij buiten?
Of is ’t uitzicht dan zo schoon
Op uw stadje, door de ruiten?” –
Neen: doch weet ge wáár ik woon?
Vlak bij ’t kerkhof!…