opgedraven wordt
men interviewt er gemaakte onsterfelijkheid
wat dikteert is
een paar blauwe scherven
God weet wat soort vogels er in huisden
hier en daar een paar gebroken takken (niets is ooit wat het lijkt)
een briljante geest in een levenloos lichaam
het sprakeloze soms
dag zes
ik neem een rot op baantje ergens tussen
een paar onbewoonbare…
en in dit stilleven met grote afwezige
stonden nu de verbijsterde nederlanden
hun monden nog vol van vergankelijkheid
vol wuftheid en alom gewaardeerd doodsverlangen
al hun ijdelheid was ijdelheid gebleken
al hun schijn, hun gekoesterde slijk, heel dit spiegelpaleis
dat men ooit voor oneindigheid hield
werd nu voorgoed onbewoonbaar…