vroeg hij weer,
Ja; ik ken er drie, mijnheer:
Het stratenmaken, 't knopenmaken,
En 't brillenslijpen; dat zijn alle drie mijn zaken.
Wel, vroeg hij, waarom bleef ge aan 't stratenmaken niet?
Och!…
stratenmaken werd mijn vak.
Althans het eerste jaar,
toen kreeg ik bouwvak.
Elke dag was weer een andere,
de ene helft van de week
leerde ik dakdekken
en het onderhouden van de keet.
De andere helft ijzervlechten,
dit voor zo'n jaar of twee.
Ik deed mee,
toen ik dingen in de gaten kreeg.…