weerga
de zwakste reepjes licht van de vergane dag
weggevlucht uit de verwaaide polder
in de nok verscholen alsof weldra
de nacht met een honende lach
al het zicht wegslokt
de aarde schokt en de schittering blokt
een nog niet gezette krakende stap
beroert de schouders van de trap
ik word gedragen op een stille hand
door de laatste tijdwaarnemer…
over het grijs
van de kaalgestroopte akkers
de steeg wordt een ijspaleis
terwijl stakkers en andere
stervelingen de uit weelderige
woningen wegsijpelende warmte
behoedzaam en teder oplepelen
Ze zijn scheutig met donkere uren
gierig met het licht van de dag
dragen een mantel van schemer
en beelden in een waas verpakt
het riet staat als tijdwaarnemer…