het stuitert tegen mijn oorschelp
ziet geen kans binnen te dringen
probeert dubbelhartig mijn nekvel
maar vindt ook daar geen houvast
je ellebogen doen zo hun best
maar raken enkel de valse lucht
die je uitademt van inspanning
langzaam druip je af
langs mijn ruggengraat
waar je platvloers dooft
als een nachtkaars
het kwade daglicht…
Je legt de krant weg: adem
die je inhoudt, uitademt, inhoudt;
vormt. Wèl ben je een glasblazer van geboorte,
jij, wind zo voorzichtig als een morgen. - Hoor,
de wind steekt op, ik sta op, ik ben iets. Een bloem.
Ik groei.
Ik heb een nog uiterst ranke stengel om mee te lopen,
net als de wind.…
bijeengeraapte
bladeren rennen
paddestoelen kijken
met motregen op je hoofd
lachen om de peuter
die omkijkt
of moeder hem ziet
nee
en hij stampt
met zijn witte laarsjes
in een modderplas
winter is
kijken door ijsbloemen
naar aards witte matras
glimlachen naar de kleine jongen
die vol bewondering kijkt
naar de witte damp
die hij uitademt…
Je voetstappen extra diepe indrukken achter laten,
En je lichaam alleen maar onrust uitademt?
Waar kan je dan nog heen voor zekerheid,
Hoe raak je wat achter je meeloopt kwijt?
Kan je weer leren met een lichtere tred te lopen,
En is het mogelijk om weer fris en vrij te ademen?…