's morgens in de prille vroegte
kruipt het witte ochtendlicht
over natte bleke velden,
stralen als een scherpe zicht
strijken over stille plas, die
door donk,re bossenrij omzoomd
zich onthuld als een schilderij
stil, met rechte stam, als in gelid
staat de zilverboom op wacht
zijn kroon vol loof, met zacht
getinte bladeren in viltig wit…
In 't berkenbosje of 't lage hout verscholen
Doet hij zijn trillende en toch klare tonen
Vragen en klagen, ach, zo vol van dromen
Als 't bleke luchtrood achter zilverbomen,
Ach, als mijn ziel, die eens ook teder zong...
Liefste, is ons leven niet een wondre droom?…