Aaneen getrokken lint
van waarachtig blauw
aangedaan in het hart
rond besloten tijdsverschil
waar de ochtend licht gekleurd
in purper groen asgrauw
en maagdelijk wit
glansrol voor de fraudeur
zo ongeveer
met rode handen om het wit
streelt de groenling
het kleurenspectrum
van het geboren ik.…
de kerken
prijzen zich beierend
uit de markt
balletdansend
snoepen de groenlingen
van ons plantsoen
de oude man
schoont de randen van de sloot
ruisend valt het riet
ik hoor de zeis
langs de provinciale weg
een brullend monster
kastanjes
roffelen de jaguar
op zijn kop
onder mijn ogen
sterft het gebladerte
in schoonheid
ik…
Wanneer de zwarte merel zingt
het roodborstje de dag uitzwaait
de leeuwerik weer kronkel wormen vindt
en de gaai weer op haar vlaams graait
twee opgewonden spechten onder bomen dansen
groepen kauwen het grauwe asfalt bezitten
groenlingen massaal schreeuwen om herkansen
en bosjes sneeuwklokjes niet meer witten
als het zonnetje zich aarzelend…
Er zit echt waar, een roodborstje in ons voederhuisje
de koolmeesjes komen vooral graag op de nootjes af,
ook die prachtige groenlingen zijn met velen aanwezig
op de grond scharrelt daar tussen het zaad een muisje.…
waterput,
midden op het dorpsplein, met vele
duizenden dode vogels gedempt
met dode mezen en dode mussen
met dode kieviten en dode plevieren
met dode merels en dode kolibries
met dode futen en dode koolmeesjes
met dode kanaries en dode parkieten
met dode goudvinken en dode zwaluwen
met dode reigers en dode leeuweriken
met dode klevers en dode groenlings…
‘Groenling.’
‘Sie-sie-sie.’
‘Goudhaantje. Die heeft zich natuurlijk weer extra opgedoft.’
Toen de laatste zangvogel zijn lied voltooid had, keken de mussen elkaar aan.
‘Wat vonden jullie ervan?’ vroeg de eerste mus.
‘Matig,’ zeiden de anderen. ‘Beetje hetzelfde als vorig jaar. Weinig vernieuwing en nikserige teksten.…