De kegelbanen
bonzen, trillen voortdurend
onder luid gejoel.
Daarachter gonst een eetzaal
bezadigd, klankrijk, gedempt.
De tierige mus
vliegt voortdurend heen en weer
langs dichte struiken,
maakt een drukker wegennet
dan grote vliegtuigen.…
Al weet gij, hoe men woord op woord
Door 't rijm doet op elkander slaan;
Al rollen zij geregeld voort,
Als ballen in de kegelbaan;
Óok 't brein moet rijk zijn en geslepen,
De hand gevat op kloeke grepen.…