ontleding van samen
een evenbeeld van een kamer, gevuld met schemer
die leegte verdrijft door een kaal aanwezig 'ik'
iets dat begint met nauwelijks en eindigt met definitief
zo onomkeerbaar als een vuurmond uit palagoniet
alsnog breekbaar tijdens het uur van onteigening
als een vergissing roerloos blijkt, in fragmenten, nodeloos
jij, wij, lidmaten…
* bruinoogd’ = bruinogige
* haast = snel, spoedig
* lid = lidmaat
Als ’t hart schier heeft verkregen
‘tgeen mijn oog gaarne ziet,
De reden* zeit daartegen:
Voorwaar, ’t en dient u niet.
Aanmerkt* wat gij verkiest,
Aanziet wat gij begeert.
Hoe haast een mens verliest
Daar gij ze om mint en eert.…