Tijdelijk heette het: waren wij
niet als golven, telkens weer
stukbrekend op de verweerde rotsen?
Als een schaduw gleed het leven
langs ons heen, alles vermalend tot
herinnering, waarover de levensnevels
nog hingen; een warme aangename deken.
Zo er nog daglicht was, bleef de idylle,
alsof het zich in dag en plaats vergist had.…
valt hij van zijn hoogte neer
in grijze rauwheid
stukbrekend op straten
de grijnzende rouwtijd die avond heet
beklim ik lijnen van het schrijfpapier
bekruip de krullen van dat oud brevier
schuif de mulle verlangens naar
een hogere trede – daar
flikflakken zinnen uit een late brief
‘pluk de letters van mijn liefde, Lief’…