Morgen worden wij ondergedompeld
in teelaardelijke stoombaden
die de magmadelijke wormen doen krullen
Miljoenpotig zweet breekt uit de poriƫn
Wakker worden wij verzwolgen
door de coulante wildernis van de aftakeling
Zuur en zwak en lammetjesmak
verdrinken wij in het slijm
sterrengeestdriftig in het nest van incest…
Nu is ieders eigenheid nog onbeducht,
weldra met dampige teelaarde bedekt.
Onbeholpen tast ik naast de weg voorbij
alwaar mijn nieuwsgierigheid is gewekt.
Met mijn zielement tot in dronken barbarij,
het vruchtvlees met denkvaten doorspekt.
In gewijde grond van onbedijkte welen
blijven mijn herinneringen stokstijf staan.…
luistervink, wat heb je me vroeg gevonden
en wat ben je me al dicht genaderd
laten we praten nu het nog kan
woorden over oevers werpen
ons koolwit aanspreken
monden behoeden voor ogendonker
in thuisloze sporen treden
een jeneverbes verlaten op de hei
harde woorden sussen
voordat teelaarde onze smaak verkilt
laten we ons markeren…