in een schaduwspel schijnt ze
net iets anders dan gisteren
zij heeft last van dwarse grillen
opduikend bij zonsondergang
een sikkel in het westen
die zwelt van week tot week
meer en meer een bol gelaat
keer op keer lost ze op
een bruistablet in een glas inkt
soms sluipt zij in het gelid
tussen of achter ons en de zon
zichzelf uitvegend…
hij stopte, dit stuk ellende
Haar benen holden als gekken
om de onheilsplaats te verlaten
Thuis wilde zij alles uittrekken;
wassen, waar die handen zaten
Haar voeten ijlden naar boven
tot de badkamerdeur zich sloot
‘t Meisje snikte vol ongeloof en
huilde bij de spiegel haar nood
Haar lichaam ‘t wenste stralen
die alle feiten konden uitvegen…