wolken naar het ginder van
oud zeer, de lucht was grijs,
passies glansen op de vinnen, als
de zon verscheen, te zweven
langs het lelieblad, waaronder
een aantal onzichtbaar verdween,
ze dreven onhoorbaar verder,
zonder spiegels zwommen ze
nergens heen, als kudde schapen
gehoed door rusteloze herders,
wogen ze de kansen om de
zijsprong…
verhoeden
alles liep gladjes en in stijl
tot de ban ineens wordt gebroken
je denkt hemel ik sta nooit stil
doe ik wel wat ik eigenlijk wil
onraad gaat onbeteugeld spoken
niet langer valt te verbloemen
je hebt op de automaat gestaan
aan iets buiten jezelf voldaan
niks van belang kun je nog noemen
wat in herinnering is nagebleven
wordt als zijsprong…
Talmend sta ik voor de zeven zijsprongen
zoekend achter elke wezenlijkheid.
Zachte stille regen, zuiverend het Zijn,
’k wil mij laten dragen door wolken van vergetelheid.…