Ze trekken ter schole ten halleveracht,
- Het dorpje ligt ver van 't gehucht, -
Om 't even, of liefelijk 't zonneke lacht,
Voor wind noch voor regen beducht.
Met blauw-baaien rokskens,
de blinkende blokskens
van 's zaterdags vers gevernist,
zo trekken ze zwijgend
de koppekes nijgend,
door regen, door sneeuw of door mist;
Dan spreken die…
Ik ben een bloem van 't veld
Wie droeg mij mee ter stede
Waar 'k nooit of nooit meer bidden zal
Lijk ginder in het rustige dal
Mijn simpele bloemgebeden.
Ik sta hier in dees mooie vaas
Zo triestig te verwelken
Gij hebt mijn herte zeer gedaan.
Ach mensen, zult gij nooit verstaan
De taal van bloemenkelken.
Ik ben een bloem van 't veld…