Mocht ik in het holst van het hart
van donkerste dagen te lijf gaan
achter al het uiterwaardse een stuk of wat
verlaten kusten onder razende luchten
waar albatrossen op hun wieken sinds jaar
en dag en eeuwen worden weggeblazen-
graag zou ik boven lege oceanen regen zijn
op reusachtige hoeven, zinnentuimel
van tempeest, het stormend…
Achter de kastanje die krankzinnig is
geworden van de brullende merels, heel
mooi zoetgevooisd melodieus maar toch
als woedt er een uitslaande orgelbrand
in de kathedraal (komt allen nu samen
met blus dan wel spade, geen kelken Aärons
geen klokjesblommen! kwelen zij a capella)
- ten spoedigste, wat heet, ijlings wordt
onze stort van tranen…
Zo mooi is het om gedichten te schrijven
’s nachts als de dagtaak af is en iedereen
die bij de Nederlandsche Bank werkt al slaapt;
het is donker, dat spreekt, en ook stil,
in mijn hoofd suist het van woorden, woorden,
mijn vingers zijn hard van de schrijfmasjien.
De versterker kreunt na: laatste zenders
geven gruis. Het is nacht, maar de bomen…
Als ieder ogenblik een ongekend begin is
van nasleep die pas over eeuwen
licht zal werpen op dit nu –
zijn de bekende woorden sterrenschijnsel,
amechtig arriverend, veel te laat.
Waar kunnen we dan nog over praten?
Alleen de lokstem van het water zwatelt
in strikt hedendaagse taal, geen touw
aan vast te knopen; zeker niet
op het razende…
Stug loof uit kromme takken barstend, querus robur,
wát u zegt! - meer heb ik niet te geef behalve schaduw,
als wolkendek ontbreekt. Dus hou uw mond,
tenzij u eikels vreten wou; ze vallen
straks na eerste kou. Mijn jas? Ik zou beschaamd zijn
u zo ruig doorgroeid te zien, vol mos.
En blijf ook af van al dat tere schemerweefsel
ondergronds,…